Joden zijn nooit helemaal uit Israël weggeweest

Door: Franklin ter Horst. (Aangemaakt: 13 januari 2023)

De kinderen van Israël hebben onafgebroken geleefd in wat nu de staat Israël is gedurende 3000 jaar. Met regelmaat verschijnen er artikelen op social media waarin Israël ervan wordt beschuldigd het land van de ‘inheemse Palestijnen’ te hebben gestolen en te bezetten. De bewijzen zijn overvloedig dat dit soort artikelen niets anders zijn dan smerige antisemitische fabels. Ik heb er al dikwijls over geschreven. De geschiedenis kent geen onafhankelijke staat onder de naam Palestina, noch een Palestijns Volk. Daar is geen enkel historisch bewijs voor te vinden. Er heeft nooit in de hele geschiedenis een Palestijns volk bestaan. De geschiedenis meldt niets over een Palestijnse president of koning voordat de voormalige terreurbaas Jasser Arafat ten tonele verscheen. Er bestaat geen Palestijnse taal. Ze spreken net als de ruim 300 miljoen andere Arabieren dezelfde taal. Wat men tegenwoordig het Palestijnse volk noemt is niets anders dan een verzameling Arabieren uit verschillende Arabische landen. Vanwege de haat tegen het Joodse volk en de staat Israël is er een entiteit gecreëerd, die met steun van zo ongeveer de hele wereld, zich ten doel heeft gesteld deze staat van de aardbodem weg te vagen.

Dat Israël ‘Palestina’ zou hebben gestolen is niet alleen in volledige tegenspraak met bindende documenten waarin Israëls recht op het land is vastgelegd, maar is bovendien volledig in strijd met Gods belofte aan Israël. Genesis 12:6-7 “En Abram trok het land door tot de plek bij Sichem tot de terebint Moré. Toen verscheen de Here aan Abram en zeide, Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven.” Sichem, het huidige Nablus ligt in het Bijbelse Samaria en maakt derhalve onderdeel uit van het door God aan Abraham, Isaäk en Jacob toegezegde land. De landbelofte aan Israël wordt maar liefst 47 maal onder ede door God in Zijn Woord herhaald. En deze landbelofte is niet slechts voor een bepaalde tijd aan de kinderen van Israël toegezegd maar voor eeuwig. De Psalmist legt hierop de nadruk in Psalm 105.

Psalm 105:8 “Hij gedenkt voor eeuwig aan Zijn verbond, het woord, dat Hij gebood aan duizend geslachten en dat Hij met Abraham sloot, en aan Zijn eed aan Isaäk; ook stelde Hij het voor aan Jacob tot een inzetting voor Israël tot een eeuwig verbond toen Hij zeide: U zal Ik het land Kanaän geven als het toegemeten erfdeel.”

Eretz Israel is Gods land en een deel van dit land wil men bestemmen voor een gecreëerde entiteit wat men de Palestijnse Autoriteit noemt maar wat in werkelijkheid niets anders is dan de terreurbeweging Palestinian Liberation Organization (PLO) dat streeft naar de volledige vernietiging van de Joodse staat. Het is opvallend hoeveel er meezingen in het valse Palestijnse bestaansrecht koor. Om dat ‘recht’ te verdedigen noemt de “Bende van Ram-allah” Israël onder meer een Europese koloniale bezettingsmacht zonder historische band met het land. Maar als er inderdaad een Palestijns volk bestaan heeft waar zijn dan toch die "1 miljoen Palestijnen" gebleven, waarvan verkondigd wordt dat zij in ‘Palestina’ woonden voordat ze door de Joden ‘ontheemd’ werden? Félix Bonfils (1831-1885) was een Franse fotograaf en schrijver die actief was in het Midden-Oosten. Hij reisde meerdere keren naar de regio en maakte bij die gelegenheid 9000 foto’s in het Heilige land waarop geen enkele Palestijn te zien is. Hij vertelt helemaal niets over massapopulatie van Palestijnen. Het enige dat hij vond waren Joden, enkele Arabieren en bedoeïenen en enkele Ottomaanse Turken.

De PLO-leiders met in hun kielzog andere fabelvertellers beweren dat de Joden pas aan het eind van de 19e eeuw in ‘Palestina’ arriveerden en het land innamen net als de Fransen Algerije innamen, of de Britten Kenia koloniseerden. Het is niet waar dat na het jaar 70 toen het Romeinse leger onder aanvoering van Titus, Jeruzalem binnentrok en de hele stad en de Tempel verwoeste het Joodse volk daarna volledig uit het Heilige land verdwenen zou zijn. De Joodse opstand tegen Rome ging weliswaar vergezeld van massale slachtingen en deportaties, maar het betekende niet het einde van de Joodse aanwezigheid. Dat kan simpelweg door historische feiten bewezen worden want er hebben ook sindsdien onafgebroken Joden in het Heilige land gewoond.

Zo kwam in 132 na Christus het Joodse volk onder leiding van Simon Bar Kochba (Kosiba) opnieuw in opstand tegen de Romeinse overheersers. De aanleiding van deze opstand was dat keizer Hadrianus allerlei wetten tegen het Joodse geloof uitvaardigde en tevens besloot op de ruïnes van het verwoeste Jeruzalem een nieuwe stad te bouwen met een heidense tempel op de plaats van de verwoeste Joodse Tempel. Bar Kochba zag zich kans Jeruzalem te veroveren en drie jaar stand te houden tegen de Romeinse overmacht. Maar uiteindelijk brak de Joodse tegenstand toen 50.000 Romeinse soldaten Bar Kochba in de vesting Bethar omsingelden wat een bloedig einde maakte aan de opstand. Bar Kochba sneuvelde met duizenden van zijn volgelingen. Talloze anderen werden gedeporteerd of als slaven verkocht. Ook vanaf die tijd zijn er echter altijd groepen Joden in Galilea en andere delen van het land blijven wonen. Bewijzen daarvoor zijn onder meer te vinden in Kapernaüm, waar de resten te zien zijn van een synagoge uit de vierde eeuw n.Chr. Deze synagoge was gebouwd op de fundamenten van de synagoge uit het begin van de jaartelling. Archeologische ruïnes wijzen op de oprichting van meer dan 80 synagogen, met name in Galilea, gedurende de zes eeuwen na de verwoesting van de tempel.

De synagoge in Kapernaüm

Na de revoluties in de jaren 70 en 135 tegen de Romeinse overheersing ontstond er nog een derde revolutie. Onder leiding van Patricius stond de Joodse bevolking van Sepphoris op tegen de soldaten van de corrupte Romeinse heerser Gallus. De Romeinen werden verslagen en de revolutie breidde zich uit over heel Galilea en reikte zelfs tot Lydda in het zuiden. Er volgde een harde tegenreactie van de Romeinen en vele Joodse gemeenschappen werden verwoest. In het jaar 438 verbrak keizerin Eudocia het verbod voor de Joden om te bidden op het Tempelplein in Jeruzalem.

Talrijke archeologische vindplaatsen tonen het bewijs van voortdurende Joodse nederzettingen. In feite leveren de vele Joodse vindplaatsen die door archeologen zijn opgegraven het bewijs van een Joods patriarchaat, een quasi-staat, erkend door Rome, die duurde tot 429 na Christus. Geschriften van de Spaans-Joodse reiziger Benjamin van Tudela geven aan dat Joden een aantal steden bleven bewonen, inclusief Jeruzalem, na de Byzantijnse nederlaag door de Arabieren onder Omar Ibn Al Khattab in 637. Vanaf de tijd van Kalief Abd-el-Malik (in het jaar 705) en daarna waren er Joden onder degenen die de poorten van de Rotskoepel bewaakten. Als tegenprestatie kregen zij vrijstelling van de belasting die aan alle niet-Moslims was opgelegd. (Mujir al-din in zijn ‘Geschiedenis van Jeruzalem en Hebron’).

Documenten tonen aan dat er Joden in Eretz Israel woonden toen de eerste kruisvaarders medio 1099 arriveerden om Jeruzalem te belegeren. Op 14 en 15 juli 1099, na een belegering van vijf weken, veroverden de ridders van de Eerste Kruistocht en hun gepeupelleger Jeruzalem, waarbij de meeste niet-christelijke inwoners van de stad werden afgeslacht. Gebarricadeerd in hun synagogen, verdedigden de Joden hun wijk, maar werden verbrand of als slaaf verkocht. Maar er waren veel andere Joden, verspreid over het land Israël, die erin slaagden te overleven en in Eretz Israël bleven wonen. Met de opening van transportroutes vanuit Europa door de kruisvaarders, probeerden steeds meer Joden terug te keren naar hun vaderland. Documenten uit die periode geven aan dat 300 rabbijnen uit Frankrijk en Engeland in een groep aankwamen, waarvan sommigen zich vestigden in Acre, daarna een belangrijke havenstad, en anderen in Jeruzalem. Toen de joodse reiziger Benjamin van Tudela rond 1170 na Christus naar het land Israël ging , noteerde hij zorgvuldig de aanwezigheid van veel joden en beschreef hun manier van leven in detail in zijn Travels of Benjamin. Dit is nog meer een bewijs dat zelfs na de kruistochten, waarin joden waren afgeslacht door de kruisvaarders, ze nog steeds standhielden in Eretz Israel, en er kwamen er meer aan. Ook in 1211 emigreerden Joden naar het Heilige land waaronder de bekende Spaanse rabbijn en filosoof Nachmanides (de Ramban) die in 1267 aliyah maakte.

De verdrijvingen uit Spanje (1492) en Portugal (1497) leidden tot de vestiging van een omvangrijke 16e-eeuwse joodse gemeenschap in Tzfat (Safed), een gemeenschap die een belangrijk joods centrum werd, evenals een belangrijk centrum voor de wolhandel en de textielindustrie.

In het boek “Palaestina ex monumentis veteribus illustrata” schrijft geograaf, en cartograaf Hadrianus Relandus (Adriaan Reland) de resultaten van zijn onderzoeken in het Heilige Land rond het jaar 1695.Relandus beheerste veel talen waaronder Aramees, Hebreeuws en Oudgrieks. Hij heeft in die tijd de namen van in totaal 2500 nederzettingen onderzocht.

 

De herkomst van de meeste van deze nederzettingen gaat terug op de Bijbel, en andere geschriften van het Jodendom. Relandus gaf in zijn werk precieze bronvermeldingen aan. Slechts in enkele gevallen waren zulke namen tot het Latijn of Grieks te herleiden. Geen enkele van deze namen komt oorspronkelijk uit het Arabisch. Het huidige Ram-allah bijvoorbeeld heette vroeger Betala, wat teruggaat op het Bijbelse Bet El (Bethel).

 

Ook meldde Relandus dat het land woest en leeg was. De meeste bewoners leefden in steden als Jeruzalem, Zefat, Akko, Jaffa, Tiberias en Gaza. In deze steden vormden ze de meerderheid van de bevolking. Sommige inwoners waren, zo schrijft Reland, christen, maar het aantal moslims was verbazingwekkend gering. Als er al islamitische Arabieren in deze steden leefden, waren het bedoeïenen. In de loop der eeuwen nam het aantal in dit gebied levende Arabieren vanzelfsprekend toe, maar ze hebben in geen enkele periode van de geschiedenis een apart volk gevormd.

 

In 1818 vormden Joden de grootste bevolkingsgroep in Jeruzalem. (Uit: Travels Along the Mediterranean, 1822). Karl Marx schrijft in 1854 over de Joden van Jeruzalem dat ze ruim de helft van de bevolking uitmaken (verder bestaat de bevolking voor een kwart uit christenen en een kwart uit moslims). Desondanks: “maken de moslims de dienst uit, in alle aspecten. …. Niets is te vergelijken met de ellende en het lijden van de Joden in Jeruzalem. Ze worden constant door de moslims onderdrukt en gediscrimineerd.”

Het waren Bijbelgetrouwe christenen in met name Groot-Brittannië, die reeds in 1850 streefden naar het herstel van Israël. Zij waren ervan overtuigd dat, gezien de Bijbelse profetieën, de tijd voor de terugkeer van de kinderen van Israël naar het aloude thuisland, was aangebroken. In de stad Jeruzalem was in het jaar 1854 2/3 van de bevolking joods. In 1857 stichtte Moses Montefiori in Jeruzalem de eerste nederzetting. In 1862 verlangde Moses Hess in zijn boek ‘Rome en Jeruzalem dat de Joden naar Sion zouden terugkeren. In West Europa vond de terugkeer aanvankelijk weinig weerklank, maar in met name Oost-Europa werden verenigingen opgericht van Vrienden van Zion (Hoveve Tsion) die tot doel hadden de terugkeer naar het aloude thuisland aan te moedigen. Jonge Joodse studenten begaven zich op weg en gaven hun beweging de naam Biloe (de eerste letters van het Hebreeuwse Bijbelvers: Huis van Jakob, begeeft u op weg, laat ons vertrekken) en in 1878 stichtten de Joden hun eerste stad, die ze Petach Tikwa-Poort van Hoop noemden.

De eerste grote Aliyah kwam op gang nadat de Joden in 1881 de schuld kregen van de moord op tsaar Alexander II van Rusland en zij het slachtoffer werden van diverse pogroms in Rusland en in de Oekraïne. Hierdoor vertrokken ongeveer 40.000 Joden richting het aloude vaderland waarvan er 15.000 bleven. In 1889 waren 30.000 van de 40.000 inwoners van Jeruzalem Joden. (De Pittsburgh Dispatch, 15 Juli 1889).

De kinderen van Israël hebben gedurende 3000 jaar onafgebroken geleefd in wat nu de staat Israël is. In 1906 telde Jeruzalem ca 60.000 inwoners, waaronder 7000 moslims, 13.000 christenen en 40.000 Joden. Steun verlenen aan een Palestijnse staat heeft slechts als doel Israëls aloude recht op het land te ontkennen. Waar het in werkelijkheid om gaat is ordinaire Jodenhaat, antizionisme en antisemitisme zoals de hele geschiedenis door te zien is geweest. Vandaag gebruiken de Jodenhaters daarvoor een fake volk die Palestijnen worden genoemd om hun smerige anti- Joodse gevoelens te rechtvaardigen.

 

Het bewijs van archeologische vindplaatsen, waaronder veel synagogen die door de eeuwen heen zijn gebouwd, de getuigenissen van historici en van reizigers zoals Benjamin van Toledo (Tudela), de cartograaf Hadrianus Relandus, de joodse grafstenen op de begraafplaats van de Olijfberg die de doden registreren van de Joden in Eretz Israel gedurende honderden jaren, de Joodse slachtoffers van de kruisvaarders in 1099, de Joden die door de eeuwen heen voortdurend aliyah maakten naar Eretz Israel, weerleggen de door Arabische propaganda verspreide gedachte dat de Joden pas in Israël aankwamen vanaf het einde van de 19e eeuw, en zich vestigden in een land dat bijna 2000 jaar zonder joden zou geweest en nu van rechtswege aan de Arabieren die men ‘Palestijnen’ noemt zou toebehoren. Het Joodse volk is nooit helemaal uit Israël weggeweest.

Jezus komt

Franklin ter Horst

Terug naar: Inhoud