Het vijfde zegel geopend
Door:
Franklin ter Horst
Deze nieuwsbrief is tot stand gekomen met medewerking van Jur van Calkar.
Openbaring 6: 9-10-11 En toen Hij het
vijfde zegel opende, zag ik onder het altaar de zielen van hen, die geslacht
waren om het woord van God en om HET GETUIGENIS, dat zij hadden. En zij riepen
met luider stem en zeiden: Tot hoelang, o heilige en waarachtige Heerser,
oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet aan hen, die op de aarde wonen? En aan
elk hunner werd een wit gewaad gegeven, en hun werd
gezegd, dat zij nog een korte tijd moesten rusten, totdat ook het getal vol zou
zijn van hun mededienstknechten en hun broeders, die gedood zouden worden
evenals zij.
De grote vraag is wie zijn deze zielen
onder het altaar? Het zijn in ieder geval geen martelaren uit het verleden,
maar van de eindtijd. Zijn het Joden? Zijn het christenen. Of zijn het Joden en
christenen? Ik heb daar in de loopt der tijd heel wat artikelen over gelezen
maar eensgezind zijn de meningen allerminst. De betrokken zielen zijn in ieder
geval omgebracht om het woord van God en om het getuigenis dat zij hadden. Ze
zijn omgebracht door tegenstanders van hun geloof. Een mogelijke verwijzing
naar de islam en naar de ruiter op het vale paard. “En hun werd macht gegeven
over het vierde deel der aarde, om te doden, met het zwaard” (Openbaring
6:8). De islam staat bekend als de religie van het zwaard.
De
eerste gedachte die opkomt, is dat het bij deze martelaren gaat om volgelingen
van de Here Jezus. Gelovigen die ‘geslacht’ zijn onder het zwaard van de islam.
De wereld heeft er nauwelijks oog voor maar de vervolging van christenen in de
Arabische wereld en elders neemt inmiddels dramatische
vormen aan. En dat zal ongetwijfeld alleen nog maar toenemen. Ze zijn de weg van het Lam gegaan met
alle consequenties van dien.
Wat opvalt aan
de tekst over de zielen onder het altaar is dat ze roepen om wraak en om een veroordeling van haar
vijanden, die blijkbaar op dat moment nog op aarde wonen. Het roepen om wraak is normaal gesproken niet typisch
iets wat christenen doen. Maar Christenen staan niet passief in de strijd en
bidden om de komst van Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en als het om Gods
eer gaat dan wordt er gebeden dat God recht verschaft. Dat het kwaad uit deze
wereld mag worden weggedaan. Wreek uzelf niet betekent niet
dat de roep om wraak er niet zou zijn. God komt de wraak toe. Hij zal
het vergelden. Dus van wraak is in het Nieuwe Testament ook sprake. Het is nog
steeds de strijd van Genesis 3:15.
Het blijkt dat
de zielen onder het altaar niet in het verleden gezocht moeten worden, want de
martelaren roepen om een oordeel over degenen die op aarde wonen, het op dat
moment levende geslacht. Het blijkt dus dat de mensen die nog op aarde wonen de
moordenaars zijn van de zielen onder het altaar. Deze zielen zijn de
eerstelingen van de martelaren.
Het gaat bij
deze zielen beslist niet alleen om christenen maar ook om Joden. De roep om
wraak is namelijk een oudtestamentische roep om
vergelding. Dit is de taal van de Oudtestamentische wraak-Psalmen. ‘Hoe lang
nog, Heer?’ is een echo uit de psalmen. De reden waarom zij gedood zijn staat
erbij vermeld: ,,om het woord van God en om het
getuigenis, dat zij hadden.” Ze bidden rechtstreeks om wraak en vragen of God
het onrecht, hen aangedaan, rechtzet.
De uitdrukking
“hoelang nog”?” heeft betrekking op Israël, in het
bijzonder tot Jeruzalem. Dat is ook de plek waar
God bij de mensen wil gaan wonen. In
Zacharia 1:12 staat: “Toen nam
de Engel des Heren het woord en zeide: Here der heerscharen, hoelang nog zult
Gij zonder erbarmen zijn over Jeruzalem en over de steden van Juda, waarop Gij
nu reeds zeventig jaren toornig zijt?” Het lijkt
er dus op dat het bij de martelaren in ieder geval ook gaat om Joden. Het
bestaan van Israël op zich getuigt dat God bestaat. Maar het is zeker niet uit
te sluiten dat het ook gaat om heidenen die Jezus-en Israël lief hebben. Met
andere woorden: “Gelovigen die geënt zijn op de edele olijfboom Israël. De
Gidionieten uit de heidenwereld.”
Nu is het niet zo dat met Israël hier
zonder meer “Israël” mee bedoeld wordt. Het gaat namelijk om de vraag of het gaat om het etnische volk Israël als geheel
of alleen het gelovige deel van het volk? In Romeinen 11:20 staat dat er takken
van de boom werden “afgebroken” door ongeloof. Maar als de olijfboom
Israël voorstelt, hoe valt dan het afbreken van ongelovige takken te begrijpen?
Behoren zij dan door hun ongeloof “niet meer” tot het etnische volk Israël? Dat
zou in strijd zijn met wat Paulus in de Romeinen 9:4,31 en ook op andere
plaatsen schrijft. Ook een ongelovige Israëliet blijft immers een
Israëliet. Dat de “natuurlijke takken” in Romeinen 11:16-24 het volk
Israël voorstellen is duidelijk. Maar als de boom zelf OOK Israël voorstelt,
hoe kan dan Israël “van Israël” afgesneden worden? En als zowel de takken als
de boom zelf Israël voorstellen wat voor zin hebben dan de woorden “hun eigen” in
vers 24 waar staat dat de natuurlijke takken weer op hun eigen olijfboom geënt
zullen worden. Kortom, het korte antwoord “de olijfboom is Israël” levert
een heleboel moeilijke vragen op.
Maar wat kan deze olijfboom in
Romeinen 11 dan wel voorstellen? De olijfboom stelt voor: HET GEHEEL
VAN DE BELOFTES EN ZEGENINGEN beloofd AAN Israël, nauwkeuriger gezegd: beloofd
aan Abraham en zijn nakomelingen. Zo gezien wordt de hele gelijkenis van de
olijfboom, veel duidelijker. De wortel stelt dan Abraham voor, aan wie deze
beloftes gedaan werden. Zijn nakomelingen zijn de “natuurlijke takken”. Aan hen
zijn deze zegeningen namelijk beloofd, die in vers 17 zo mooi worden vergeleken
met “de vettigheid van de olijfboom”. Wij “de volken” (een wilde olijfboom)
hadden daar geen enkel recht op maar werden door de goedertierenheid van God
WEL op die olijfboom geënt.
De ongelovige natuurlijke takken van
Israël werden evenwel afgebroken. Dat betekent niet
dat zij ophielden: “Israëlieten” te zijn maar wel dat ze geen deel hadden aan
de zegenbeloftes. Maar het prachtige slot van dit gedeelte laat zien dat
aan deze situatie een einde komt. God zelf zal namelijk bekering en geloof
bewerken zodat deze natuurlijke takken weer op “hun eigen” olijfboom geënt
zullen worden. Dat is wat Paulus in vers 25 noemt: zo zal heel Israël behouden
worden. De woorden “hun eigen” krijgen zo ook hun volle betekenis want de
zegenbeloftes waren oorspronkelijk voor Israël bedoeld, ook al krijgen (de
gelovigen uit) de volken er mee deel aan.
Als we de olijfboom van Romeinen 11
zo uitleggen wordt het enten van de “wilde takken” op de edele olijfboom ook
veel gemakkelijker uit te leggen. Vragen als: worden de gelovigen uit de volken
dan ook Joden (zij zijn immers op Israël geënt), moeten zij leven als Joden, moeten
zij zich laten besnijden, moeten zij er alles aan doen om aliyah te maken enz
worden dan veel eenvoudiger te beantwoorden? Het antwoord daarop wordt door
Paulus gegeven in de Galaten brief, duidelijk “nee”. Anderzijds is het
natuurlijk wel zo dat de gelovigen uit de volken, ten nauwste verbonden zijn
met Israël. Zij zijn per slot geënt op HUN olijfboom van beloftes en zegeningen
en weten dat God ook met de natuurlijke takken nog een wonderbaar plan heeft,
want de genadegaven en de roeping van God zijn onberouwelijk (Romeinen 11:29) ! Als Paulus hieraan denkt eindigt hij dit gedeelte
met een prachtige lofprijzing die hij afsluit met de woorden: HEM ZIJ DE
HEERLIJKHEID TOT IN EEUWIGHEID! AMEN
Paulus maakt
duidelijk dat het niet de gelovigen uit de heidenen (niet-joden) zijn die de
wortel dragen, maar de wortel de toegevoegde gelovigen. Romeinen 11:17-18 “Indien
nu enkele van de takken weggebroken zijn en gij als
wilde loot daartussen geënt zijt en aan de saprijke wortel van de olijf deel
hebt gekregen, beroem u dan niet tegen de takken!” De christenen, oftewel
de takken van de wilde olijf, moeten hun plek kennen. Niet alle christenen zijn
bij voorbaat gelovigen. Jezus, zegt ook duidelijk tegen Nicodemus: Iemand die
niet wedergeboren is kan Zijn Koninkrijk niet zien. En Zijn Koninkrijk is een
Rijk van recht en gerechtigheid. En is niet van deze wereld.
Paulus waarschuwt hen
voor hoogmoed! Jullie zijn geënt op de edele Olijfboom. Dat
maakt jullie als wilde takken, net zo vruchtbaar als hen, de oorspronkelijke
takken. Deze vruchtbaarheid komt voort uit de wortel, zegt Paulus. In
hoofdstuk 15 citeert hij Jesaja 11:1
"Er zal een rijstje voortkomen uit
de tronk van Isaï en een scheut uit zijn wortelen zal vrucht dragen.” Dat
is Hij die komt om over de heidenen
te heersen; op hem zullen zij hun hoop vestigen. Jezus, de stronk van Isaï,
brengt nieuw leven voort. Alle takken, de
oorspronkelijke én de geënte, mogen delen in de sapstroom. De Heilige Geest is
er voor zowel de Joodse als de niet-Joodse christenen. Niet uit verdienste,
maar door hun geloof in Jezus. "Dank
zij hem hebben we allen door één Geest toegang tot de
Vader." (Efeziërs 2:18)
Het gaat om
gelovigen die Gods Woord voor 100% zijn trouw gebleven en Israël lief hebben
als hun “oudere broeder”. Het gaat om vreemdelingen uit de volken, die liefde
voelen voor Gods volk. Er bestaat een "natie" die bereid is om door
dik en dun met de kinderen van Israël mee te gaan. Israël noemt hen liefkozend:
‘de Rechtvaardigen’(Romeinen 11:7 t/m 36).Er zijn de hele geschiedenis door
gelovigen geweest die vaak in hun eentje voor Israël streden, zoals Rachab die
de verspieders van de Israëlieten een schuilplaats bood in Jericho. (Jozua
2:1-2) Tijdens Tweede Wereldoorlog waren er de “rechtvaardigen uit de volken”,
die hun leven op het spel zetten om Joden te redden. Voor velen van deze mensen
zijn er in Jeruzalem bij het gedenkteken Yad Vashem gedenkbomen geplant.
Het bestaan
van het Joodse volk is hét bewijs voor het bestaan van God en God is bezig een nieuwe
“natie” te roepen. Het is het Lichaam van Christus. Gelovigen die Gods volk, de kinderen van Israël ter zijde staan.
Zij vormen de groep van gelovigen uit allerlei taal die Israël onvoorwaardelijk
lief hebben zoals de profeet Zacharia schrijft.
Zacharia 8:23 “Zo zegt de Here der
heerscharen: In die dagen zullen tien mannen uit volken van allerlei taal
vastgrijpen, ja vastgrijpen de slip van een Judeese man, en zeggen: wij willen
met u gaan, want wij hebben gehoord, dat God met u is.”
De mensen uit
de wereld gaan zien dat God met Israël is en het is een hulpvraag naar Israël
als ze de slip (tjietsjit) vastgrijpen d.w.z. dat ze Tora samen gaan bestuderen
om Zijn wetten, verordeningen te leren.
Openbaring
12:17 “En de draak werd toornig op de
vrouw en ging heen om te strijden tegen
de overigen van haar zaad, die Gods geboden houden en de
getuigenis van Jezus Christus hebben.”
Ook de profeet
Jesaja verwijst naar de vreemdeling die zich bij Israël zal aansluiten.
Jesaja 14:1 Want de Here zal Zich
over Jakob ontfermen en nog zal Hij Israël verkiezen en ze op hun eigen bodem
doen wonen; dan zal de vreemdeling zich bij hen aansluiten en men zal zich
voegen bij het huis van Jakob.
Jesaja 55:5 Zie, een volk dat gij niet kendet, zult gij roepen, en een volk dat u niet
kende, zal tot u snellen ter wille van de Here, uw God, en van de Heilige
Israëls, omdat Hij u verheerlijkt heeft.
De gelovigen
in Jezus die de geboden houden, identificeren zichzelf vandaag, zoals Ruth dat
deed, met het volk van Israël en zeggen dezelfde woorden, die de Moabitische
zei tegen de Jodin Naomi: Ruth 1:16 “Maar Ruth zeide: Dring toch niet aan, dat
ik u zou verlaten en wederkeren. Want waarheen gij
gaat, daarheen zal ik gaan, en waar gij vertoeft, daar zal ik vertoeven; uw
volk is mijn volk, en uw God is mijn God;”
"Orpa
kuste haar schoonmoeder, maar Ruth klemde zich aan haar vast." Er is
zoveel van toepassing op de gelovigen die de God van
Israël lief hebben en daarmee Zijn volk Israël. Dat zien we in het
prachtige verhaal van Ruth en Naomi. Naomi die, net als Israël in haar
geschiedenis eerst helemaal niet de zegen van God ervoer, maar juist het
tegendeel: zoals zij haar man en beide zonen verloor, zo verloor Israël vele
van haar zonen in haar lange geschiedenis.
Jeremia 31:15 “Een stem wordt te Rama gehoord, bitter
geween; Rachel die hare kinderen beweent en niet
vertroost wil worden over hare kinderen, want zij zijn niet meer. “ (een
uitgesproken profetie)
Orpa kuste
haar schoonmoeder en keerde terug naar haar volk, maar Ruth klemde zich aan
haar vast. Het wonder van het verhaal van Ruth is dat zij uiteindelijk de goede
keus maakte door zich aan Naomi vast te klampen- zij werd niet alleen een
troost voor Naomi maar werd mede een ‘kanaal’ voor de komende Messias, doordat
zij Boaz van de Here als man kreeg en daardoor moeder werd van Obed, de
grootvader van David- het geslacht dat eenmaal de grote zoon van David zou
voortbrengen, die straks in Jeruzalem zal terugkeren om Koning over de hele aarde
te worden. Maar uiteindelijk zal de deur van zegeningen net zo open gaan als
voor Ruth- zij krijgt Boaz en volop koren daarbij!
Het
verhaal van Ruth leert dat zij die zich met Gods volk (het huidige Israël)
verbinden het niet gemakkelijk hebben en veracht worden zoals Ruth en Orpa ook
aan den lijve ervoeren. Dat is ook de praktijk van vandaag! Zie hoe christenen
die het huidige Israël zegenen zelfs door diverse ‘christelijke sites’ op
internet worden weggezet als dwaalgeesten. Ze komen met Bijbelteksten die
volledig uit hun verband zijn gerukt om het huidige Israël weg te zetten als
beslist niet van Godswege.
Ik heb daar in mijn
nieuwsbrief van 30-11-2017 over geschreven dat sommige
christenen het huidige Israël verwarren met Hosea 1:9 maar dat dit helemaal
niets met het huidige Israël van doen heeft. Onlangs las ik nog zo’n merkwaardige dwaling. Hier citeerde iemand Jeremia 7:16 “Gij nu, bid niet voor dit volk; zend voor hen geen smeeking op en geen
gebed, en dring niet bij Mij aan, want Ik hoor naar u niet” en verwees
daarbij naar het huidige Israël. Maar
ook deze tekst gaat net zo min als Hosea 1:9 over het huidige Israël maar over
de tijd van vóór de wegvoering in ballingschap naar Babylon. Jeremia maakt
duidelijk dat het volk onwillig is, ze lopen andere goden achterna en luisteren
niet naar zijn waarschuwingen en zijn als zodanig tot ondergang gedoemd. Het
tekstdeel in 7:16 is geschiedenis.
Verderop profeteert Jeremia namelijk over het herstel van Israël (Jeremia
31) en hoe ze wanneer ze in het aloude thuisland zijn teruggekeerd het land
weer zullen opbouwen. Een duidelijker voorbeeld kan niet gegeven worden! Het is
onvoorstelbaar wat sommige figuren uit de kast halen om het huidige Israël te
demoniseren. Minstens ze erg is het dat ze daarmee velen op een vals spoor
zetten.
Jezus, en Israël zijn
niet los verkrijgbaar! In Psalmen 78:52 wordt het volk Israël
vergeleken met een kudde schapen: “Hij liet Zijn volk als schapen optrekken,
leidde hen als een kudde door de woestijn”en in Johannes 10:16 zegt Jezus: “Nog
andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik leiden en
zij zullen naar mijn stem horen en het zal worden één kudde, één Herder.”- De
andere schapen zijn de gelovigen-uit-de-volken en ook uit deze tekst blijkt
duidelijk dat de kudde Israël is en de schapen zijn de gelovige Joden. De
andere schapen hoorden er eerst niet bij, maar worden door Jezus toegevoegd,
zodat het één kudde zal zijn met één Herder!
Men kan niet in de
God van Israël geloven en onverschillig of zelfs afwijzend staan tegenover Gods
volk, de kinderen van Israël. Het
volk Israël is sinds mensenheugenis het mikpunt van haat, spot, hoon,
afwijzing, vernedering en agressie juist omdat het Gods uitverkoren volk is!
Een mens die in Gods liefde blijft, heeft een machtige
taak deze liefde voor Zijn volk en Jezus aan zijn medemens te demonstreren. Dat
betekent strijden op de muren van Jeruzalem. Het onrecht wat dit volk wordt
aangedaan, aan de kaak stellen.
De hele wereld heeft zich tegen Israël
vergaderd waaronder velen die zich christen noemen. De tegenstanders van het
huidige Israël wensen er geen rekening mee te houden dat de wedergeboorte van
de Joodse soevereiniteit op de oude Bijbelse gronden een vervulling is van de
Bijbelse profetieën en het begin is van de verlossing van de mensheid.
Wie Israël niet zegent, kan ook zelf geen
zegen in zijn leven verwachten, want de God van Israël heeft in Genesis 12:3
via Abraham aan Zijn volk Israël de belofte gegeven: ,,Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt zal Ik vervloeken, en
met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden.”
God is rechtvaardig voor het volk van
Israël. God noemt ze mijn oogappel. De martelaren onder het altaar, zowel Joden
als christenen die geënt zijn op de edele olijfboom, roepen God om wraak. Wraak
uit gerechtigheid. Laat de volken zien dat het bloed van uw dienaren wordt
gewroken. De kreet in Openbaring 6:9-10-11 is niet een kreet van wilde wraak,
maar een uiting van hun verbijstering, dat het Goddelijk strafgericht zich over
de totaal verworden mensheid op aarde, zich nog niet volledig
voltrekt. (Dat is nog Gods barmhartigheid, maar dat is niet eindeloos).
De vijand kan
zolang de Here Zich niet als Heerser, als hun Eigenaar aan deze moordenaars
toont, zijn gang gaan. Ze doen alsof God niet bestaat. Het schreeuwen om wraak
van de zielen is een gerechtvaardigd schreeuwen tot God, om gerechtigheid. De
zielen onder het altaar roepen om de doorbraak van Waarheid en Waarachtigheid,
van Recht en Gerechtigheid. De zielen onder het altaar zijn in wachtende
toestand. Hun wordt gezegd dat zij nog een korte tijd moeten volharden. God
laat ook weten waarom: het getal van hun broeders en mededienstknechten
die op aarde nog gedood zullen worden, moet vol zijn. De maat van
ongerechtigheid moet vol zijn en dan grijpt God in. Het oordeel komt als de
maat van de ongerechtigheid vol is. De volle maat van de toorn
wordt uitgestort als het getal der gelovigen vol is, als de laatste martelaar
is toegevoegd aan “de zielen onder het
altaar”.
Het wachten is
op de gelovigen van het “laatste uur”, die noodzakelijkerwijs bloedgetuigen en
martelaren zullen zijn, want zij geloven en getuigen en zijn lijdzaam in de
periode dat de antichrist regeert, aan wie macht gegeven is om de heiligen te
overwinnen. Openbaring 13:7 En hem werd gegeven om tegen de heiligen oorlog
te voeren en hen te overwinnen; en hem werd macht gegeven over elke stam en
natie en taal en volk”. De profeet Daniël zegt daar over. Daniël 7:21 “Ik zag, dat de horen strijd voerde tegen de heiligen en hen overmocht,
totdat de Oude van dagen kwam en recht verschaft werd aan de heiligen des
Allerhoogste en de tijd naderde, dat de heiligen het koningschap in bezit
kregen.”
De
goddeloosheid moet tot het uiterste gekomen zijn; de volken moeten tot razernij
gebracht worden om Jeruzalem en Gods kinderen de kinderen van Israël”. Maar dan, als zij denken de overwinning
behaald te hebben, zullen zij, niet wetende het plan van God, omdat zij Zijn
Woord en de profetieën veracht hebben en tegen de Allerhoogste hebben
gerebelleerd, allen verzameld worden als garven op de dorsvloer en als druiven
in de persbak van Zijn toorn.