Het nieuwe
Jeruzalem
Door: Franklin ter Horst
Met dank aan het Bijbelstudieteam
Jur van Calkar en Simonida Dijkhuis-Nijhof voor hun medewerking aan deze
Bijbelstudie.
Openbaring 21:15-16-17 “En hij, die met mij
sprak, had een gouden meetstok om de stad op te meten, en haar poorten en haar
muur. En de stad lag in het vierkant en haar lengte
was even groot als haar breedte; en hij mat de stad op met de stok:
twaalfduizend stadiën; haar lengte en haar breedte en haar hoogte waren gelijk.
En hij mat haar muur op: honderd vierenveertig
el, mensenmaat, die engelenmaat is.
In
de 12.000 schuilt de 12, zowel wijzend op de apostelen (zonder Paulus die niet
tot de twaalf behoorde en met Matthias die in de plaats van Judas Iskariot werd
gesteld), als op de stammen van Israël. De 144 ellen hoge muur doet sterk denken
aan de 144.000 verzegelden uit de stammen van de kinderen Israëls, de
gelouterden uit de grote verdrukking. De twaalf poorten zijn ook weer een getal
van volheid. Zij zijn voortdurend geopend, naar alle windstreken, maar zij
worden bewaakt door twaalf engelen, waarschijnlijk met het oog op het gegeven
dat niets wat onrein is de Stad mag binnenkomen. De poorten zijn er om het
kwade buiten te houden, maar ook om het goede binnen te laten, namelijk hen die
geschreven staan in het boek van het leven van het Lam.
Openbaring 3:12 “Wie overwint, hem zal Ik
maken tot een zuil in de tempel mijns Gods en hij zal niet meer daaruit gaan;
en Ik zal op hem schrijven de naam mijns Gods en de naam van de stad mijns
Gods, het nieuwe Jeruzalem, dat uit de hemel nederdaalt van mijn God, en mijn
nieuwe naam.”
De
poorten en de maten van de stad doen denken aan een kubusvorm. Ook het Heilige
der Heiligen in de tabernakel had een kubusvorm. Zoals bij de indeling van het
aardse Jeruzalem bij de verdeling van het erfland in het messiaanse rijk, zijn
er in het Nieuwe Jeruzalem vier maal vier poorten, aan elke zijde van de muur
drie, dragende de namen van de stammen van de kinderen van Israël. De
zegeningen zullen in eerste plaats bestemd zijn voor
het uitverkoren volk dat het middelpunt van de aarde en van het
koninkrijk zal zijn. De stad is zo gelegen dat haar zegeningen over alle
stammen van Israël kunnen worden uitgestort. Bij Ezechiël worden namelijk de
stammen van Israël bij bepaalde poorten genoemd:
Ezechiël 48: 30 t/m 34 “En dit zijn de
uitgangen der stad: aan de noordzijde, die vierduizend vijfhonderd (el) lang
is, – de poorten der stad dragen de namen der stammen
Israëls – drie poorten op het noorden: een Rubenpoort, een Judapoort en een
Levipoort; aan de oostzijde, die vierduizend
vijfhonderd (el) lang is, ook drie poorten: een Jozefpoort, een Benjaminpoort
en een Danpoort; aan de zuidzijde, die
vierduizend vijfhonderd (el) lang is, ook drie poorten: een Simeonpoort, een
Issakarpoort en een Zebulonpoort; en aan de
westzijde, die vierduizend vijfhonderd (el) lang is, eveneens drie poorten: een
Gadpoort, een Aserpoort en een Naftalipoort.
De
merkwaardige opmerking over mensenmaat die engelenmaat is wijst er op dat de
schaalengel niet met hemelse maten, maar hier duidelijk met de mens bekende en
reële maten rekent. De gouden maatstok en de nadruk op de menselijke maatstaf
zouden niet op deze wijze onder de aandacht zijn gebracht, als de hemelstad
figuurlijk of allegorisch zou moeten worden opgevat. De enorme afmetingen-alles
in onze categorieën van denken- wijzen op een ontzaglijke inhoud en –ook weer
in aardse inhoudsmaten gedacht- dit herinnert aan het woord van Jezus/Yeshua:
Johannes 14:2 “In het huis mijns Vaders zijn
vele woningen – anders zou Ik het u gezegd hebben – want Ik ga heen om u plaats
te bereiden…”
1 Petrus 1:3-4-5
“Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons naar
zijn grote barmhartigheid door de opstanding van Jezus Christus uit de doden
heeft doen wedergeboren worden tot een levende hoop, tot
een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen
weggelegd is voor u, die in de kracht Gods
bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, welke gereed ligt om
geopenbaard te worden in de laatste tijd”
Het
is onmogelijk ons een voorstelling te maken van “het vierkant liggen”van het
Nieuwe Jeruzalem. De vorm is gelijk aan het heilige
der heiligen. De stad zal ongetwijfeld een realiteit zijn, zichtbaar en
met maten die gegeven zijn, maar gaat onze verbeelding ver te boven. Vast staat
dat het Nieuwe Jeruzalem van een onvoorstelbare pracht en majesteit moet zijn,
want het is een bouwwerk niet met mensenhanden gemaakt want de Bouwmeester is
God.
Openbaring 21: 18-19-20-21 “En de bouwstof
van haar muur was diamant; en de stad was zuiver goud, gelijk zuiver glas. En
de fundamenten van de muur der stad waren met allerlei edelgesteente versierd.
Het eerste fundament was diamant, het tweede lazuursteen, het derde robijn, het
vierde smaragd, het vijfde sardonyx, het zesde
sardius, het zevende topaas, het achtste beril, het negende chrysoliet, het
tiende chrysopraas, het elfde saffier, het twaalfde amethist. En
de twaalf poorten waren twaalf paarlen: iedere poort afzonderlijk was uit één
parel, en de straat der stad was zuiver goud, gelijk doorschijnend glas.”
Er bestaat een vergelijking met
de edelstenen met betrekking tot het borstschild van de hogepriester en
Ezechiël 28. Klik hier voor de link.
De
gedachte aan een uit edelstenen gebouwde en met juwelen bezette stad wordt al
gevonden bij Jesaja:
Jesaja 54:11-12 “Gij, ellendige, door storm
voortgedrevene, ongetrooste, zie, Ik leg uw stenen in blinkend erts, Ik
grondvest u op lazuurstenen, Ik maak uw tinnen van
robijnen, uw poorten van karbonkelstenen en uw gehele omwalling van edelsteen.”
De
overeenkomst van de edelstenen, waarmee de twaalf fundamenten versierd zijn,
met de borstlap die door Aäron als priester werd gedragen, wijst ook op Israël.
Openbaring 21: 22-23-24-25-26-27 “En een
tempel zag ik in haar niet, want de Here God, de Almachtige, is haar tempel, en
het Lam. En de stad heeft de zon en de maan niet van
node, dat die haar beschijnen, want de heerlijkheid Gods verlicht haar en haar
lamp is het Lam. En de volken zullen bij haar licht
wandelen en de koningen der aarde brengen hun heerlijkheid in haar; en haar poorten zullen nooit gesloten worden des daags,
want daar zal geen nacht zijn; en de heerlijkheid en
de eer der volken zullen in haar gebracht worden. En
in haar zal niets onreins binnenkomen, en niemand, die gruwel en leugen doet,
maar alleen zij, die geschreven zijn in het boek des levens van het Lam.”
Johannes
mag ook zien hoe het Nieuwe Jeruzalem er van binnen uitziet. Wat hem kennelijk verrast is dat hij geen
tempel ziet. Een Jeruzalem zonder tempel is voor Gods volk totaal ondenkbaar,
dus een Nieuw Jeruzalem zonder tempel valt nauwelijks te bevatten. Maar dan
blijkt hem dat een tempel als gebouw, als teken van Gods aanwezigheid, hier
helemaal niet meer nodig is, aangezien God, de Almachtige Zelf de tempel is
,samen met het Lam. Hier is de directe
aanschouwing van God. Van aangezicht tot aangezicht! Was de tempel voor Israël
in het oude Jeruzalem een enorm gemis, in het Nieuwe Jeruzalem is dit gemis van
een stoffelijk tempelgebouw haar grootste glorie, daar God Zelf en het Lam de
tempel vormen. Het zien van God betekende ten tijde van de Exodus de dood:
Exodus 33:20 “Hij zeide: Gij zult mijn
aangezicht niet kunnen zien, want geen mens zal Mij zien en leven.”
Maar
in het opstandingslichaam baden de heiligen zich in de heerlijkheid van God en
het Lam.
Deuteronomium
5:24 “Zie, de Here, onze God, heeft ons zijn heerlijkheid en zijn grootheid
getoond, en zijn stem hebben wij gehoord uit het midden van het vuur; op deze
dag hebben wij gezien, dat God spreekt met een mens, en dat deze toch in leven
blijft.”
In
deze wonderstad wonen alle gelovigen, die van Israël en de gelovigen uit de
volken, die door God binnen Israël geplaatst zijn. In onze tijd is er sprake
van “christenen en zelfs “christenlanden” maar dat heeft niets te maken met
ware gelovigen. De geschiedenis van het “uiterlijke” christendom is meer dan
beschamend, de ware gelovigen natuurlijk daar gelaten. Wat in de Naam van
Jezus/Yeshua geschiedt is hemeltergend. Dan gaat het niet alleen over de
geschiedenis van de kerk van Rome, met de monsterlijke moordpartijen van de
Inquisitie, die in naam van Jezus/Yeshua werden uitgevoerd. De kerkgeschiedenis
is er vol van. Daarnaast zijn er boeken vol te schrijven over de meer
subtielere zonden van het christendom die tot op de dag van vandaag voortduren.
Dwaalleraren die onwetende gelovigen op valse sporen zetten en dat allemaal
doen met de vrome schijn van rechtzinnigheid. Kerkleiders die heulen met de
Mammon, heulen met occulte organisaties en heulem met de islam . Wij hebben
daar uitvoerig verslag van gedaan in onze nieuwsbrieven.
Zoals
Jeruzalem het centrum van Israël was en in het messiaanse rijk het centrum van
de wereld, zal het nieuwe Jeruzalem het hemels wereldcentrum zijn. De hele
mensheid zal voortdurend geïnspireerd worden vanuit de hemelstad en wat nog
niet genezen is, zal genezen worden door de bladeren van de levensboom. De
volken zullen hierdoor genezen en steeds volmaakter worden, een proces wat
reeds in het messiaanse rijk begonnen was, waar de bladeren van de levensboom-
langs de beek die uit het aardse Jeruzalem ontsprong-dezelfde genezende functie
hadden.
Zo
intens is het licht dat uitgaat van God dat de zon en de maan niet meer nodig
zijn om de stad te beschijnen. De uitdrukking “koningen der aarde” heeft steeds
een negatieve betekenis gehad. Het zijn de koningen, de machthebbers die zich
tegen God en het Lam verzet hebben, die gehoereerd hebben met de grote hoer
Babylon. Met het oog hierop is het niet aannemelijk dat de koningen genoemd in
vers 24, tevens een heerlijkheid in het Nieuwe Jeruzalem zullen zijn.
1 Samuel 8:6-7
“Toen zij zeiden: Geef ons een koning om ons te richten, mishaagde dat
aan Samuël, en hij bad tot de Here. De Here zeide tot
Samuël: Luister naar het volk, in alles wat zij tot u zeggen, want niet ú
hebben zij verworpen, maar Mij hebben zij verworpen, dat Ik geen koning over
hen zou zijn.”
Vast
staat dat de koningen der aarde, die prooi worden van de grote maaltijd Gods
(19:17-18) niet dezelfde kunnen zij als KONINGEN
DER AARDE die hun eer en heerlijkheid, hun hulde brengen aan het Nieuwe
Jeruzalem d.w.z. aan God en het Lam. De koningen van eindtijd zijn gedood en
geoordeeld naar hun werken. Wanneer er in vers 24 gesproken wordt van KONINGEN DER AARDE is het
vanzelfsprekend dat dit nieuwe koningen zijn.
Nooit
zullen harmonie, welzijn, leven en heerlijkheid meer aangetast worden in het
nieuwe paradijs. De tegenstander is voorgoed uitgeschakeld.
Terug
naar: Inhoud