De satan
veroordeeld
Door: Franklin ter Horst
Met dank aan het Bijbelstudieteam
Jur van Calkar en Simonida Dijkhuis-Nijhof voor hun medewerking aan deze
Bijbelstudie.
Openbaring 20: 7-8-9-10 “En wanneer
de duizend jaren voleindigd zijn, zal de satan uit zijn gevangenis worden
losgelaten, en hij zal uitgaan om de volkeren aan de vier hoeken der aarde te
verleiden, Gog en Magog, om hen tot de oorlog te verzamelen, en hun getal is
als het zand der zee. En zij kwamen op over de breedte
der aarde en omsingelden de legerplaats der heiligen en de geliefde stad; en
vuur daalde neder uit de hemel en verslond hen, en de
duivel, die hen verleidde, werd geworpen in de poel van vuur en zwavel, waar
ook het beest en de valse profeet zijn, en zij zullen dag en nacht gepijnigd
worden in alle eeuwigheden.”
Deze tekst maakt duidelijk dat het
Duizendjarig rijk voleindigd zal worden. Er staat niet “voorbij zijn”. Het
woord “voleindigd” wijst op een volheid, de volheid van een bepaalde bedeling
in het heilsplan van God. Het Duizendjarige rijk vormt een specifieke heilsfase
in het Koninkrijk Gods: de heerschappij van Jezus/Yeshua en de gelovigen, zowel
Israël als de gemeente, over de volken. Nergens staat dat de duivel als vorst
van deze wereld terugkeert en dat het messiaanse Koningschap van Jezus/Yeshua
eindigt. De veroordeelde duivel moet als een misdadiger openbaar gemaakt
worden. Zijn bevrijding uit het “huis van bewaring” dienst slechts zijn laatste
openbaring.
Het Duizendjarige vrederijk wordt afgesloten
met een laatste grote volkerenopstand in de wereldgeschiedenis tegen Jezus/Yeshua
en Jeruzalem, die door de satan georganiseerd zal worden. Nadat de
duivel 1000 jaren gebonden is geweest, zal hij weer voor een korte tijd worden
losgelaten waarna hij nog één keer de volken van de aarde zal verleiden. De
mens heeft immers nog zijn oude natuur en zal zich opnieuw laten verleiden. De
mensen zullen opnieuw in staat worden gesteld om een keuze te maken tussen
Jezus/Yeshua en satan. Er zullen tijdens het Duizendjarig Rijk nog heel wat
mensen geboren worden, van wie velen zich kennelijk niet zullen bekeren. Velen
uit de volken zullen slechts gehoorzaamheid veinzen.
Psalm 18: 45 “…nauwelijks hadden zij
van mij gehoord, of zij gehoorzaamden mij; vreemden veinsden onderdanigheid
tegenover mij.”
Zij
veinzen omdat zij niet openlijk tegen God in opstand durven komen; maar in hun
hart zullen ze Hem haten, ómdat wat het vlees bedenkt, vijandschap is tegen
God:
Romeinen 8:7 “Daarom dat de
gezindheid van het vlees vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich
niet aan de wet Gods; trouwens, het kan dat ook niet…”
Opmerkelijk
dat dit zelfs tijdens het vrederijk onder de meest ideale omstandigheden zal
gebeuren. Ook zonder invloed van satan zal de mens er niet beter op worden. De
minste verleiding zal volstaan om dat te bewijzen, wanneer satan aan het eind
van de duizend jaren losgelaten zal worden. In de uithoeken van de aarde treft
satan nog grote aantallen ongelovigen aan. Hun getal is als het zand van de
zee. De opstandelingen verzamelen zich ‘tot de oorlog’ met dezelfde gevoelens
van haat en geweld die kenmerkend is voor Gog in Ezechiël van wie ze het morele
karakter overnemen.
Dit is de allerlaatste opstand van de volken
en van satan, want God zal hen allen vernietigen, zoals Hij van tevoren
herhaaldelijk heeft beloofd. Geen enkele vijand van God en van Zijn volk- niet
één, ook satan en zijn demonen niet- zal aan deze door God aangekondigde vloek
ontkomen. Dan zal blijken dat er ondanks de zegeningen van het
vrederijk, nog steeds onwilligen zijn die zich tegen God verzetten. Want nadat
satan weer is losgelaten blijkt dat er geen sprake is geweest van volledige
gehoorzaamheid. Satan mag zich zelfs verheugen in een onverwacht grote aanhang.
Zodra satan weer op het toneel verschijnt, laten de volken zich ertoe verleiden
om te proberen de heiligen en getrouwen van de aardboden weg te vagen.
Deze laatste opstand dient slechts om de volkomen boosheid
en onverbeterlijkheid van de langdurig gebonden satan aan te tonen en tevens om
de onverbeterlijke geveinsden te ontmaskeren, die zelfs na de zegenrijke
regering van Jezus/Yeshua op aarde de duisternis liever hebben dan het licht.
Zij worden eenvoudig in één flits verslonden door het oordeelsvuur en satan
wordt dan in de vuurpoel geworpen. Dit laatste optreden van satan is slechts
bedoeld om de volkomen overwinning van Jezus/Yeshua aan te tonen.
De
volkeren, die satan weet te verleiden, worden aangeduid onder de namen van Gog
en Magog. Het gaat hier om legers die opkomen over de volledige breedte der
aarde. Deze Gog en Magog zijn niet dezelfde als in Ezechiël 38-39. Het is
ondenkbaar te veronderstellen dat Israël aan het einde van het Duizendjarig
rijk niet zou weten dat God hun God is. Alleen daarom is het reeds onmogelijk
de Gog –en Magog-profetie van Ezechiël te betrekken op de Gog-en Magog-profetie
uit Openbaring. De legers van deze Gog uit Ezechiël worden verslagen op de
bergen van Israël en daar ook begraven, terwijl het leger van Gog en Magog uit
Openbaring, ogenblikkelijk wordt verteerd door vuur uit de hemel. Bij de eerste
Gog wordt Satan niet direct genoemd, bij de laatste Gog is hij de drijvende
kracht. In Ezechiël zal Israël zeven maanden nodig hebben om de lijken op te
ruimen. In Openbaring 20:9 verslindt het vuur allen en blijft er niets
substantieels van Gog en Magog over.
Een
klemmende vraag is, hoe het mogelijk geacht moet worden dat na een zo lange
periode van heilrijke messiaanse regering, sommige aardbewoners nog verleid
kunnen worden over de breedte van de aarde. Dit geeft de indruk dat ondanks
alle zegeningen die de heerschappij van Jezus/Yeshua en de Zijnen op aarde
aanbrengt, er toch bij bepaalde volken nog ongehoorzaamheid wordt gevonden. Zij
zijn gedwongen te buigen voor de ijzeren scepter. Het is mogelijk dat er ook
volken zijn die hun vroegere heidendom blijven koesteren en maar voor de schijn
zich in de duizendjarige heerschappij voegen. Daar zijn aanwijzingen voor in de
profetie, die alle uitwerkingen en varianten zijn op Psalm 2:
Psalm 2:12 “Kust de zoon, opdat hij
niet toorne en gij onderweg niet te gronde gaat, want zeer licht ontbrandt zijn
toorn. Welzalig allen die bij Hem schuilen!”
Het
ligt voor de hand dat zulke volken, of delen van volken, in de loop van het
Duizendjarig rijk een wrok opbouwen en dat satan, eenmaal ontbonden, een rijpe
oogst vindt om te verleiden. Maar het vuur uit de hemel verslindt hen. Zij
worden verslonden, dat wil zeggen, er blijft letterlijk niets van hen over.
Geen begrafenis zoals bij de Gog-aanval op Israël, en geen aasvogels die de
menigte lijken van Harmágedon, de maaltijd Gods, verslinden. Van satan lezen
wij nog dat hij in de vuurpoel geworpen wordt, waar ook het beest en de valse
profeet zijn. Daar worden zij dag en nacht gepijnigd in alle eeuwigheden. In
enkele sobere bewoordingen wordt hier het onbeschrijfelijk lot van de duivelde
drie-eenheid vermeld. Het is opvallend dat bij het eindgericht over de
opstandige volken na de duizend jaren volstaan wordt met de mededeling over hun
lichamelijke einde. Ook is het gedaan met satan. Hij werd eerst voor duizend
jaar in de afgrond gebonden en tenslotte wordt hij in de poel van vuur en
zwavel geworpen.
Welke
reden zal satan verzinnen om de volkeren zo ver te krijgen dat zij weer zo
oorlogzuchtig zullen zijn. De tijd zal uitwijzen hoe dit zal plaatsvinden. In
ieder geval vertrouwt men daarbij toch niet op God, integendeel verzet men zich
in grote ongehoorzaamheid tegen Zijn macht. Ook dan kunnen de volkeren niet
zeggen, dat zij niet gewaarschuwd zijn. Deze waarschuwing is dan al duizenden
jaren van tevoren opgeschreven. Het komt trouwens niet eens aan een strijd toe.
Door het simpele feit dat God met vuur de opstandige meute vernietigt. Voor de
duivel is het nu definitief afgelopen: hij moet tot in alle eeuwigheden de
antichrist en de valse profeet gezelschap houden in de poel van vuur en zwavel.
Terug
naar: Inhoud